Opkomen voor het ontuig
Ondanks 'Fabriekskinderen' een werk uit de Romantiek is, zijn er weinig stilistische en inhoudelijke kenmerken die daar naartoe verwijzen. Cremer was een realist, waardoor hij weinig aan zijn fantasie toeliet. Hij had geen verlangen naar een onbereikbaar, exotische wereld. Met 'Fabriekskinderen' was het hoofddoel om een duidelijke moraal naar voren te brengen en de lezer te overtuigen van de problematiek die heerste tijdens de Industriële Revolutie.
"Doorluchtige Vorst! Edele en Grootmagtige wetgevers in den Staat! Ziet: aan uwe en mijne kleederen, waaraan de handjes dier kleinen werkten, kleven droppelen bloeds; ja de droppelen bloeds der arme in Nederland vermoorde fabrieks-kinderen." (blz. 39)
Het verhaal wordt vanaf een auctoriaal perspectief beschreven, waardoor van meerdere personen hun belevenis verteld kan worden. Dit is een opmerkelijke strategie van Cremers. Hiermee kan hij immers het lijden van de kinderen laten zien, de gruwelijkheden van de ouders en de zelfzucht van de bourgeoisie. Door deze reflectie werd de bourgeoisie, de klasse die lezen kon, geconfronteerd met de beroerde omgeving jonge kinderen uit de arbeidsklasse opgroeiden. De eerste keer dat Cremer de bourgeoisie direct aanspreekt, is wanneer hij het koortserige kind Saartje vergelijkt met een kind uit een hogere burgerstand: "Een hoofd, een gansch hoofd is zij kleiner dan uw dochtertje, dat in dit uur gezond, ja met de rozen op de wangen, op 't zachte kussen te droomen ligt en zoo oud is als zij. Gij schrikt terug bij het beschouwen van dat foos en flets gezigtje, met dien wijden mond en die onnatuurlijk glinsterende oogjes." (blz. 13)
Daarnaast is haar tienjarig broertje nog zo moe van de overuren de nacht ervoor, dat hij op weg naar zijn werk in slaap valt, met de stoep als kussen. Met de belevenissen van Sander wordt het meest het meeste emotionele spanning opgewekt, aangezien hij die verteld tegen een student die hem heeft opgevangen. "en als nou 'en slecht kind - zoo zeit ie - z'n luije oogen niet open wil houwen, dan douwt ie 'em even met 't hoofd in den emmer: ten minste als 't opperste menheer van 't febriek d'r niet bij is; maar 't zal niet waar wezen; hè zoo koud!’" (blz. 27-28)
Cremer stapt hier en daar goed weg als alwetende van het verhaal om het moreel duidelijk te maken en de bourgeoisie te overtuigen om in te grijpen. Zodra een student Sander van straat oppikt, hemelt hij hem op. Daarnaast zijn er meerdere regels die direct de bourgeoisie bekritiseren.
"Maar, zóó zijn de menschen, ze moeten zien om te gevoelen; ze lezen in hunne nieuwsbladen van de duizende slagtoffers der mijnen en van de honderdduizenden in den bloedigen krijg. Ja, 't heet dan verschrikkelijk, maar ook aanstonds, aanstonds plooit weêr een lach hunnen mond, want daarnevens - in het nieuwsblad daar worden ze vergast op een aardig avontuur. Ja, zoo zijn de menschen, zoo zijn wij, wij menschen! We moeten zien van nabij, we moeten hooren en tasten; maar wij schuwen de ellende en houden haar gaarne van verre." (blz. 24-25)
In maart 1863 droeg Cremer zijn verhaal voor in Den Haag, waarna men op grote schaal na zijn gaan denken over kinderarbeid. Uiteindelijk werd in 1874 het Kinderwetje van Van Houten ingevoerd. Deze wet houdt in dat kinderen onder de twaalf jaar niet in fabrieken mogen werken, maar wel thuis en op het land. Echter had dat geen reducerend effect van het aantal kinderarbeiders, aangezien er een tekort aan controle was. Pas vanaf 1882 was er de Arbeidsinspectie.
Bronnen
- Auteur onbekend / Terug naar de realiteit / 8 maart 2015
- Auteur onbekend / Romantiek in Nederland / 8 maart 2015
- Auteur onbekend / Het kinderwetje van Van Houten / 8 maart 2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten