zondag 8 maart 2015

De leeslijst


Een boek uit de Middeleeuwen
Willem die Madocke maecte / Van den vos Reynaerde / Amsterdam / Amsterdam University Press / 1260 (ca.) / 104 blz.

Een boek uit de Renaissance
P.C. Hooft en S. Coster / Warenar / Amsterdam / Cornelis Lodowijcksen vander Plassen / 1617 / 96 blz. 

Een boek uit de Verlichting
J. van Effen / Nº 162. Den 15. Mey 1733. De Hollandsche Spectator / Leiden / Astraea / 1733 / 6 blz.

Een boek uit de Romantiek
J.J. Cremer / Fabriekskinderen / Arnhem / Thieme / 1863 / 39 blz. 

Een naturalistische roman
L. Couperus / Fidessa / Amsterdam / L.J. Veen’s Uitgeversmij NV / 1899 / 114 blz.

Een roman/novellebundel uit de periode van 1910-1945
F. Bordewijk / Karakter / 's-Gravenhage / Nijgh & Van Ditmar / 1938 / 248 blz.

Een roman uit de periode 1945-1970
1. W.F. Hermans / De donkere kamer van Damokles / Amsterdam/ Van Oorschot / 1958 /    318 blz.
2. H. Mulisch / De pupil / Amsterdam / De Bezige Bij / 1987 / 133 blz. 



Een roman uit de periode 1980-nu
1. A. van Dis / Familieziek / Groningen / Wolters-Noordhoff / 2002 / 202 blz.
2. H. Koch / Zomerhuis met zwembad / Amsterdam / Anthos / 2011 / 381 blz.

Een roman van een veelbelovend auteur uit het laatste decennium
A. Grunberg / Tirza / Amsterdam / Nijgh & Van Ditmar / 2006 / 430 blz.

Een Vlaamse roman
H. Claus / De geruchten / Amsterdam / De Bezige Bij / 2011 / 192 blz.

Een recensie-exemplaar uit het schooljaar 2014-2015
Geen

Een vertaalde literaire roman uit de wereldliteratuur
F.M. Arion / Dubbelspel / Den Haag / De Bezige Bij / 1973 / 393 blz.

Een "Nederland Leest! Boek"
G. Bomans / Erik of het klein insectenboek / Utrecht / Het Spectrum / 1941 / 174 

Een vrije keuze uit de bovenstaande 14 categorieën 
H. Koch / Het Diner / Amsterdam / Anthos / 2009 / 300 blz.

Uitgelegd
Deze website is speciaal ontworpen voor een mondeling Nederlands in het examenjaar VWO. Hiervoor moeten minstens veertien boeken besproken worden, waarvoor drie jaar tijd gegeven was om deze boeken daadwerkelijk te lezen. Deze veertien boeken moesten verdeeld worden over de bovenstaande categorieën. 

In totaal heb ik vijftien werken gelezen. Op deze blog staan zestien verslagen, maar ik heb besloten 'De vrouw die alles had' van Kees van Beijnum niet op mijn leeslijst te zetten. Dit was het eerste literaire werk dat ik gelezen heb en vond het een verschrikkelijk verwarrend boek. Ik heb hem daarom ook niet uitgelezen. Daarnaast is de vierde klas vwo relatief lang geleden waardoor mijn kennis over het boek is weggezakt. Dit is echter niet bij 'De donkere kamer van Damokles' gebeurd, omdat ik dit oprecht een spannend boek vond.

Zoals te zien is, ontbreekt er een boek bij een recensie-exemplaar uit het schooljaar 2014-2015. Tijdens de overgang van mijn klas van 5vwo naar 6vwo zijn de eisen voor de literatuurlijst aangepast. Hierdoor is het begrijpelijk dat er gebreken in de lijst kunnen zitten. Voor de leerlingen uit mijn examenjaar wordt hiermee rekening gehouden. Ik heb ervoor gekozen deze categorie open te laten, aangezien ik twee boeken in de categorie 'Een roman uit de periode 1980-nu' heb staan. Hiervoor heb ik twee vrij recente boeken gekozen. Verder staan er bij sommige andere verslagen links naar een gezaghebbende recensie. Daarnaast heb ik het verslag over 'Van den vos Reynearde' en 'Dubbelspel' ook in de vorm van een recensie geschreven (ter voorbereiding van een schoolexamen).

De rode draad

Met de rode draad worden verbindingen, overeenkomsten, connecties en verbanden bedoeld die gelegd kunnen worden tussen boeken. In de literatuurlijst kunnen hier meerdere van voorkomen. Deze zijn er niet bewust ingestopt, maar zijn achteraf vastgesteld.

Ten eerste is misdaad een groot verzamelwoord voor mijn literatuurlijst. Dit begrip komt voor in de werken 'Van den vos Reynearde', 'Fabriekskinderen', 'De donkere kamer van Damokles', 'Zomerhuis aan zwembad', 'Tirza', 'De geruchten', 'Dubbelspel' en 'Het Diner'. Dat zijn er een heleboel, dus criminaliteit is een goed begrip om de rode draad in te leiden. Allereerst is dit verband te vinden in 'Van den vos Reynearde', omdat de vos een grote schurk is die talloze misdaden geeft gepleegd. Een voorbeeld daarvan is het pissen op de kinderen van de wolf en hij weet met een list degenen die hem dagvaarden te ontkomen. Het verband tussen 'Fabriekskinderen' en misdaad is gemakkelijk te verklaren: het verhaal beschrijft kinderarbeid en kindermishandeling. Ook al was kinderarbeid toentertijd niet illegaal weten we nu wel dat het een misdrijf is. Daarnaast werden die kinderen door de omstandigheden in de fabrieken fysiek en mentaal mishandeld. Ze kregen bijvoorbeeld slaaptekorten door de lange uren die ze moesten werken. Ook in 'De donkere kamer van Damokles' is er misdaad aan te tonen, aangezien het verhaal zich tijdens de Tweede Wereldoorlog afspeelt. Echter wordt men in periodes van oorlog niet gezien als crimineel, maar als landverrader of verzetsheld. 
'Zomerhuis aan zwembad' en 'Tirza' zijn de twee boeken die het beste bij misdaad passen. In het eerste boek wordt de dochter van een arts verkracht, waarna die arts bewust iemand onterecht de schuld geeft en vermoord. In 'Tirza' lijkt het verhaal te gaan over een vermiste dochter, totdat blijkt dat haar vader haar en haar vriend heeft vermoord. In 'De geruchten' is de hoofdpersoon een deserteur uit de koloniale oorlog, wat strafbaar is in België (het land waarin het verhaal zich afspeelt). De misdaad in 'Dubbelspel' is merkwaardig. Na een heftig potje dubbelspel overlijden de twee verliezers aan (zelf)moord. Ten slotte past ook 'Het Diner', omdat de zoon van de hoofdpersoon met zijn neefje een dakloze vermoord. De hoofdpersoon overweegt het dan om het niet aan de politie te vertellen.

Een tweede verband tussen mijn gekozen boeken, is dat bijna alle werken een mannelijke hoofdpersoon hebben. Dit is alleen niet zo bij de 'Hollandsche Spectator', aangezien het een tijdschrift is, en bij 'Fidessa'. Bij 'Fidessa' heeft de geliefde van de nimf wel een grote rol, maar Fidessa is de enige hoofdpersoon. 

Daarnaast bestaat er een connectie tussen de hoofdpersonen, maar ook tussen auteurs; veel hebben ambitie en streven naar iets. ‘Warenar’ is gierig en spaart zoveel mogelijk geld voor een zo groot mogelijk vermogen. ‘Fidessa’ wilt haar leven met haar grote liefde spenderen. Hiervoor moet ze gepantserd worden als een mens, maar dat heeft ze voor Sans-Joye over. In ‘Karakter’ gaat de gehele verhaallijn over de ambitie van Jacob om advocaat te worden. Ook in ‘De pupil’ streeft de hoofdpersoon, wiens naam onbekend is, naar een beter beroep en een beter leven. Voor zijn schrijverschap verlaat hij het koude Nederland in ruil voor Italië. Osewoudt in ‘De donkere kamer van Damokles’ is erg lelijk en getrouwd met zijn zeven jaar oudere nicht. Wanneer hij een officier ontmoet, Dorbeck, die sprekend op hem lijkt, ziet hij zijn “ideale ik”. Blindelings volgt hij Dorbeck en voert opdrachten voor hem uit, waarschijnlijk om een beter zelfbeeld te krijgen. Erik uit ‘Erik of het klein insectenboek’ zou het aanvankelijk heerlijk vinden om zich tussen de insecten te kunnen omgeven. Zodra dit echter gebeurt krijgt hij op den duur heimwee en verlangt terug te gaan naar de mensenwereld. De auteurs van de ‘Hollandsche Spectator’ en ‘Fabriekskinderen’ streefden beide naar oplossingen voor de problematiek in de maatschappij en wilden dat de lezer kritisch over de desbetreffende situatie ging nadenken.

Dan blijven er een werken over waartussen nog geen connectie met andere boeken gelegd is: ‘Familieziek’. Uit de lijst zijn enkele zeer duidelijke overeenkomsten te vinden, voornamelijk omdat men onbewust zijn interesses voorop zet bij het kiezen van een boek. ‘Familieziek’ staat op mijn lijst, omdat ik het verslag met een groep gemaakt had. Het onderwerp spreekt mij persoonlijk niet aan. Toch heb ik er een verband bij gevonden met de boeken ‘Het diner’ en ‘Karakter’. In alledrie de verhalen spelen vader en zoon een grote rol. Elke vader zorgt op de beste manier voor zijn kind, maar de beste manier blijft een persoonlijke opvatting. De vader in ‘Familieziek’ is door de oorlog getekend en leert zijn zoon zo veel mogelijk levenslessen, die voortkomen uit waanzin. In ‘Het diner’ moet de vader de keuze maken om het geheim van zijn zoon stil te houden of de politie erover te informeren. Ten derde wilt Jacob uit ‘Karakter’ advocaat worden, maar zijn vader werkt hem continu tegen. Is dit omdat hij nooit de kans kreeg om vader te zijn of wilt hij zijn zoon harden voor de werkelijkheid?










Warenar, Pieter Corneliszoon Hooft en Samuel Coster

Lees hier het originele 'Warenar'
Lees hier de hertaalde 'Warenar'

Lachen, gieren, brullen
'Warenar', het verhaal over een geluksvogel die letterlijk een pot met goud vindt, is een 17e eeuws toneelstuk. Helaas speelt geld geen geluk en wordt hij langzamerhand krankzinnig en paranoïde. Het door P.C. Hooft en S. Coster geschreven verhaal is voor meerdere redenen typisch voor de Renaissance.

De complete titel van 'Warenar' is 'Aulularia van Plautus, Dat is, Warenar met de pot'. Dit is typisch voor de Renaissance, aangezien het afgeleid is van 'Aulularia', een klassiek stuk van ca. 200 voor Christus door Plautus. Renaissance is Frans voor wedergeboorte, omdat deze periode zich kenmerkt door de belangstelling voor de cultuur uit de Grieks-Romeinse tijd. Deze interesse naar de Klassieke Oudheid is verder ook terug te zien aan het feit dat Hooft goden uit die tijd in het verhaal liet opdagen. "Krijg de tering, hoe mooi ze ook praten, as ik weg ben, komt er niemand in. Als kwam Vrouw Fortuna zelf, ik waarschuw je, pas op en laat de deur potdicht." (Eerste bedrijf, tweede scène, regel 147-150) Vrouw Fortuna was de godin van het lot, die bepaalde of een persoon geluk of ongeluk in het leven zou hebben.

'Warenar' is een blijspel, een komisch toneelstuk. Dit genre is net als een tragedie eeuwen oud. In Athene werden ze al in de vijfde eeuw voor Christus opgevoerd. Kenmerkend voor een blijspel is dat de personages gewone mensen zijn, er dagelijks spreektaal wordt gebruikt en dat er een 'happy ending' is. Ook zit het verhaal uiteraard vol met humoristische misverstanden.

"Kom hier, jij lelijke dief, blijf staan, zeg ik je! Nou ouwe gek, hier ben ik, wat mot je? Waarom sta je met zo'n joekel van 'n mes te zwaaien, wou je me soms bang maken?" (Derde bedrijf, tweede scène, regel 582-585)

Het doel van Hooft en Coster met dit stuk is burgers hun zorgen te laten vergeten, maar ook om na te denken over hun eigen leven. Echt mocht het laatste doel niet te duidelijk naar voren komen, aangezien de toeschouwers noch wel moesten lachen. Warenar is een gierigaard die door een pot goud iedereen verdenkt een dief te zijn. Wanneer de pot inderdaad gesloten is herstelt hij van zijn obsessie en krijgt dan de pot terug. Ritsert heeft Klaartje verkracht en heeft daar zo veel spijt van, dat hij besluit haar en het kind de rest van zijn leven te ondersteunen. De auteurs geven dus een duidelijk moreel weer en laten de toeschouwers kritisch nadenken over hun gedrag. Dit belerend en diepzinnig karakter past typisch bij de Renaissance.
Al met al is er dus een 'happy ending' voor iedereen.

Bronnen

  1. Auteur onbekend / Warenar / 8 maart 2015
  2. L. van Gemert en M. Meijer Drees / Warenar: Geld En Liefde In De Gouden Eeuw / 8 maart 2015

zaterdag 7 maart 2015

Fabriekskinderen, Jacob Jan Cremer

Lees hier zelf 'Fabriekskinderen'

Opkomen voor het ontuig
Ondanks 'Fabriekskinderen' een werk uit de Romantiek is, zijn er weinig stilistische en inhoudelijke kenmerken die daar naartoe verwijzen. Cremer was een realist, waardoor hij weinig aan zijn fantasie toeliet. Hij had geen verlangen naar een onbereikbaar, exotische wereld. Met 'Fabriekskinderen' was het hoofddoel om een duidelijke moraal naar voren te brengen en de lezer te overtuigen van de problematiek die heerste tijdens de Industriële Revolutie.

"Doorluchtige Vorst! Edele en Grootmagtige wetgevers in den Staat! Ziet: aan uwe en mijne kleederen, waaraan de handjes dier kleinen werkten, kleven droppelen bloeds; ja de droppelen bloeds der arme in Nederland vermoorde fabrieks-kinderen." (blz. 39)

Het verhaal wordt vanaf een auctoriaal perspectief beschreven, waardoor van meerdere personen hun belevenis verteld kan worden. Dit is een opmerkelijke strategie van Cremers. Hiermee kan hij immers het lijden van de kinderen laten zien, de gruwelijkheden van de ouders en de zelfzucht van de bourgeoisie. Door deze reflectie werd de bourgeoisie, de klasse die lezen kon, geconfronteerd met de beroerde omgeving jonge kinderen uit de arbeidsklasse opgroeiden. De eerste keer dat Cremer de bourgeoisie direct aanspreekt, is wanneer hij het koortserige kind Saartje vergelijkt met een kind uit een hogere burgerstand: "Een hoofd, een gansch hoofd is zij kleiner dan uw dochtertje, dat in dit uur gezond, ja met de rozen op de wangen, op 't zachte kussen te droomen ligt en zoo oud is als zij. Gij schrikt terug bij het beschouwen van dat foos en flets gezigtje, met dien wijden mond en die onnatuurlijk glinsterende oogjes." (blz. 13)
Daarnaast is haar tienjarig broertje nog zo moe van de overuren de nacht ervoor, dat hij op weg naar zijn werk in slaap valt, met de stoep als kussen. Met de belevenissen van Sander wordt het meest het meeste emotionele spanning opgewekt, aangezien hij die verteld tegen een student die hem heeft opgevangen. "en als nou 'en slecht kind - zoo zeit ie - z'n luije oogen niet open wil houwen, dan douwt ie 'em even met 't hoofd in den emmer: ten minste als 't opperste menheer van 't febriek d'r niet bij is; maar 't zal niet waar wezen; hè zoo koud!’" (blz. 27-28)

Cremer stapt hier en daar goed weg als alwetende van het verhaal om het moreel duidelijk te maken en de bourgeoisie te overtuigen om in te grijpen. Zodra een student Sander van straat oppikt, hemelt hij hem op. Daarnaast zijn er meerdere regels die direct de bourgeoisie bekritiseren.

"Maar, zóó zijn de menschen, ze moeten zien om te gevoelen; ze lezen in hunne nieuwsbladen van de duizende slagtoffers der mijnen en van de honderdduizenden in den bloedigen krijg. Ja, 't heet dan verschrikkelijk, maar ook aanstonds, aanstonds plooit weêr een lach hunnen mond, want daarnevens - in het nieuwsblad daar worden ze vergast op een aardig avontuur. Ja, zoo zijn de menschen, zoo zijn wij, wij menschen! We moeten zien van nabij, we moeten hooren en tasten; maar wij schuwen de ellende en houden haar gaarne van verre." (blz. 24-25)

In maart 1863 droeg Cremer zijn verhaal voor in Den Haag, waarna men op grote schaal na zijn gaan denken over kinderarbeid. Uiteindelijk werd in 1874 het Kinderwetje van Van Houten ingevoerd. Deze wet houdt in dat kinderen onder de twaalf jaar niet in fabrieken mogen werken, maar wel thuis en op het land. Echter had dat geen reducerend effect van het aantal kinderarbeiders, aangezien er een tekort aan controle was. Pas vanaf 1882 was er de Arbeidsinspectie. 

Bronnen

  1. Auteur onbekend / Terug naar de realiteit / 8 maart 2015
  2. Auteur onbekend / Romantiek in Nederland / 8 maart 2015
  3. Auteur onbekend / Het kinderwetje van Van Houten / 8 maart 2015

vrijdag 6 maart 2015

De Hollandsche Spectator, Justus van Effen



Stapsgewijs een betere kennis
In de spectatoriale geschriften, de tijdschriften uit de Verlichting, bespotte de schrijver de samenleving waarin hij leefde. Verder werden er vaak discussies uitgelokt over gevoelige, nationale zaken. In de tijdschriften werden ingezonden brieven gepubliceerd, omdat de schrijver zo beter op de hoogte zou komen van de situaties in verschillende delen van het land. Ook had het tijdschrift een opiniepagina, waar de lezer verschillende meningen over een onderwerp kon lezen. Deze pagina moest ervoor zorgen dat de lezer ook over dit onderwerp na ging denken. Het spectatoriale geschrift had als doel om mensen, vooral arbeiders, voor te lichten, waardoor moeilijk taalgebruik werd vermeden. 

De Hollandsche Spectator was het eerste Nederlandse spectatoriale tijdschrift. Deze werd opgericht in 1731 in Amsterdam door Justus van Effen. 'Spectator' is een verwijzing naar het eerste Spectatoriale geschrift uit Engeland, 'The Spectator". Het betekent toeschouwer, aangezien de auteurs de samenleving observeerden. Door de problematiek van de burgerij te beschrijven, wilde Van Effen zijn lezers kritisch laten nadenken. Een voorbeeld hiervan is het onzorgvuldig begraven van mensen in de kerk. De kerken raakten overvol en door het herhaald optillen van stenen verzakte de vloer. Daarnaast sloten alle grafstenen niet aan. "Ziet men niet daaglyks met welk een vuile stank dat verrotte stof (want wat is een dood mensch anders) onze kerken vervullen, die den levendigen niet alleen gebrek van aandagt; maar ook zomtyds ziektens en ongemakken veroorzaakt?" (nummer 162 uit 1733). Uit deze ingezonden brief is het duidelijk dat burgers meer besef van o.a. hygiëne kregen. Voorheen was deze kennis er niet. Men wilde het liefst in heilige grond begraven worden om dichter bij God te zijn.

Tijdens de Verlichting waren er twee stromingen: het rationalisme en het realisme. Ratio betekend verstand en past perfect bij de Verlichting. Uiteraard is daarom het spectatoriale tijdschrift een typisch aspect dat bij de Verlichting hoort. Men geloofde namelijk dat je met het verstand, ervaringen en waarnemingen veel kennis kon opdoen. Je verstand kan de werkelijkheid analyseren, met waarnemingen die je gedachtes ondersteunen. Door ervaringen en waarnemingen van burgers uit het hele land openbaar te maken, hoopte Van Effen dat geheel Nederland kennis zou opdoen. Hij wilde Nederland 'opvoeden'. "Dat dit buitensporig misbruik ten hoogste bekwaam zy, inzonderheid in de heetste zomerdagen, uitwaasemingen uit den grond te doen stijgen zo gevaarlijk als verveelende, moet aan de geringste oplettentheid als baarblykelyk voorkomen." Deze inzending, ook uit nummer 162 uit 1733, beschrijft de mening en de waarneming van een lezer weer. Hij zegt dat het onacceptabel is om mensen in de kerk te begraven, met enige argumenten. Door deze brief in het tijdschrift te publiceren kan de rest van Nederland ook kritisch over dit onderwerp nadenken.

Ook bestaat er godsdienstig rationalisme, deïsme genoemd. Verlichte denkers geloofden wel dat er een Opperwezen bestaat, maar dat het zinloos is hem te eren met een godsdienst. Om deze reden werden alle godsdiensten gelijkwaardig gezien. Men geloofde ook dat een persoon verantwoordelijk was voor zijn eigen geluk. ''IK hebbe in uwe Schriften zooveel rekkelykheit bespeurt omtrent de verscheidene gevoelens in den Godsdienst, dat ik niet twyfele of UE zal kunnen goed vinden myne bedenking in uw papier in te lasschen over zekere Schriftuurplaets, die ik oordele dat te veel misbruikt wordt.'' (nummer 162 uit 1733). Zoals te lezen is, twijfelt deze burger over het bestaan van een godsdienst. 

De Hollandsche Spectator had in geen andere periode zo goed gepast als in de Verlichting. Men begon door hun gezonde verstand te gebruiken steeds meer kennis op t doen. Zo werden ze optimistischer, kritischer en mondiger. Met goede kennis zal men goede handelingen maken.

dinsdag 3 maart 2015

Fidessa, Louis Couperus

Lees hier zelf 'Fidessa'
Recensie inclusief samenvatting

"Het bos is groot, en ik weet de weg niet."
De tijd van het sprookje is nog niet dood, het moet echter herleefd worden om voort te blijven bestaan. De meest bekende sprookjes blijven immers van de Gebroeders Grimm, zoals Roodkapje en Sneeuwwitje. De meeste mensen zullen op de Gebroeders Grimm en/of Hans Christian Anderson opnoemen wanneer je ze vraagt wie bekende sprookjesschrijvers zijn. Echter is er ook nog een Nederlandse auteur wiens werk geprezen mag worden: Louis Couperus. Zijn 'Fidessa' mist alleen een 'Once upon a time' en 'lived happily ever after'.

De sprookjesachtige vormgeving van het verhaal over een nimf-mensrelatie is grotendeels te danken aan de schrijfwijze die een nauw verband toont met het impressionisme. Het verhaal begint met zo ontzettend veel gedetailleerde omschrijvingen van de weide en het inktbos dat het moeilijk is om grip te nemen op het verhaal. Echter is dit niet vervelend, aangezien het indrukken en gevoelens oproept. "Geluid van muziek trillerde op, of snaren de manestralen waren, snaren van etherische, luchthooge harp, waarover de nimfehandjes dwalen." (blz. 7) Daarnaast worden er in dit sprookje ook neologismen gebruikt, 'slaken' bijvoorbeeld, wat ook vaak bij het impressionisme wordt gebruikt om gevoelens zo nauwkeurig mogelijk uit te drukken.

Verder is het fatalisme terug te vinden, wat erg bekend is bij naturalistische werken. "Het beest harer verschrikking; het beest, dat spookte in haar dromen... Maar zonder den schrik van het inktwoud, en zonder den sneeuwblanken Eenhoorn, hadde zij in haar nimfeleven Sans-Joye nooit ontmoet! Was de Eenhoorn haar dan niet een noodlot geweest van de teederste, onmisbaarste innigheid?" (blz. 49) De nimf gelooft dat het noodlot bovennatuurlijk is waar niemand invloed op kan hebben. Om die reden is het sprookje beter bij de neoromantiek in te delen. "Allerliefst noodlot, murmelde zij. Allerliefst noodlot! Lief, aanbiddelijk noodlot! Hoogste van goden, ontfermende almacht, gezegend, gezegend." (blz. 54) Ondanks de 'ruwe mensen' en de nimfen totaal andere wezens zijn worden Fidessa en Sans-Joye in zeer korte tijd verliefd. Het is een tragische liefde, aangezien de nimfen naakt zijn en de mensen gepantserd. Volgens de mensen is naaktheid een zonde, de grootste reden waarom de twee geliefden hun leven niet samen kunnen spenderen.

Dit sprookje wordt vooral gekenmerkt in de neoromantiek door de mythologische wezens en de fantasievolle omgeving. Verder is het typisch romantisch door de eenzaamheid die Fidessa voelt wanneer zij verdwaald is en het verzet tegen de maatschappij. Fidessa zet haar leven op het spel om een pantser te dragen, maar wordt vooralsnog door de mensen als een boze geest gezien. Door de andere dorpelingen kunnen de geliefden elkaar niet zien, waarna Sans-Joye uiteindelijk overlijdt.

Al met al dus geen 'lived happily ever after', maar desondanks is 'Fidessa' een prachtig sprookje. Couperus heeft zijn volle fantasie geuit. Door zijn prachtige taalgebruik komen de personages, de weide en het inktbos tot leven. Zo zie je maar dat sprookjes niet alleen voor kinderen zijn.

maandag 2 maart 2015

De geruchten, Hugo Claus

Samenvatting
Positieve recensie
Negatieve recensie
Over Hugo Claus

Wie hoort, die vertelt
René Catrijsse is de zoon van Alma en van Dolf, maar hij weet niet dat zijn biologische vader Hèm is. Hij heeft een broer, Noël, die wel de zoon van Dolf is. Ook de lezer weet erg lang niet beter dan dat Dolf René's vader is. Echter geeft Hugo Claus wel een kleine, onopvallende hint weg. "Alma heeft dezelfde kille, lichte ogen als René. Haar andere zoon Noël, mijn andere zoon, heeft mijn ogen. Ook mijn karakter helaas." (blz. 14)

Volgens Dolf ziet René er 'verlept' uit wanneer hij na drie jaar niks van zich te laten horen terugkeert naar zijn ouderlijk huis. Praten lijkt hem moeite te kosten. Hij heeft de eerste avond na thuiskomst slechts drie zinnen met Dolf gedeeld en wat hij zei was onverstaanbaar. René heeft zijn ouders abrupt verlaten waarvoor Dolf nog steeds boos is. Dolf weet daarbij ook dat zijn thuiskomst alleen maar problemen op gaat brengen, maar toch is hij gelukkig om hem weer te zien. "Wij zijn te goed dat we niet deugen, Noël en ik. Ze schijten op onze kop en we zeggen nog: Merci." (blz. 14) Dolf beschrijft zijn herinneringen aan René als "een zenuwpees, een kwaadaardige gevaarlijke jongen, en tegelijkertijd deze persoon, een verwilderde, uitgebluste man die zijn vader nauwelijks had aangekeken en meteen in de rieten zetel was geploft waarin hij nu zat." (blz. 10)

Het boek is opgedeeld in allemaal kleine hoofdstukken, met als titel steeds de naam van een personage. Die personage is dan de ik-persoon wiens ervaringen en overtuigingen je volgt. Uiteraard gaan de meeste geruchten over de zieke René, maar René's visies komen relatief weinig aan bod. Daardoor is er vrij weinig over zijn avontuur in Afrika bekend en is het niet duidelijk of hij een virus heeft meegenomen. Door vele dorpsgenoten wordt René als boosdoener gezien, al van vroegst af aan een rotkind die gemakkelijk aansprakelijk voor de onrust kan zijn. Hij wordt verdedigd door zijn moeder, maar een moeder zal altijd de kant van haar zoon kiezen. Als lezer geloof je steeds meer dat René schuldig is voor alle plotselinge doden. Pas als je bijna bij het eind gekomen bent, realiseer je dat je René's versie van het verhaal nog niet duidelijk gehoord hebt. Je begint je af te vragen of de geruchten geloofwaardig zijn. René's directe omgeving, Alma en Noël bijvoorbeeld, raakt niet besmet en de anderen die ziek werden overleden zeer snel. René blijft daarentegen relatief lang leven, is erg zwak maar nog wel in staat om zijn bed uit te komen.
Je begint te geloven dat René's hart op een goede plek staat, maar er blijven nog steeds geruchten  over hem rondgaan en komt wederom zelf weinig te woord. "Er zijn geruchten. De agenten van de Veiligheid zijn formeel, zij zeggen tegen mij: "René is een vogel voor de kat, hij leeft niet meer gaarne, maar voordat hij d'r onderuit gaat, is hij tot alles in staat! Zoals zijn moeder!"" (blz. 182) Ook al is deze citaat op een negatieve toon weergeven, uit het de liefde van René die te zien is naar Alma en Julia. Hij is ziek en weet dat hij niet lang te leven heeft, waarvoor hij kiest zijn deel van de diamanten te geven aan zijn moeder en zijn maîtresse.